Toen was geluk nog gewoon
`t Rot
Opgegroeid in een wijk ,waarbij van de meeste kinderen de amandelen geknipt waren. De huisjes waren veel te klein voor de kinderrijke gezinnen.
Veel families fokten konijnen voor de feestdagen , zo ook pa.
Wij hadden twee Vlaamse reuzen en omdat een van de twee ietsje trok met haar achterpoot noemden we haar ” Zangeres zonder Naam”
Tussen de lange rijen woningen liepen romantisch aandoende paden, bestrooid met vele lagen kolengruis.
Elke morgen werden de weggetjes ietsje hoger door het uitstrooien van de as, komend uit de honderden kolenkachels.
De lange smalle tuinen met duiven, kippen of vogelhokken waren omzoomd door groene heggen bewoond door vele honderden heggenmussen en hun gerjilp was het hele jaar door te horen. Het geschetter hoorde bij onze buurt.
Veel kalverliefdes bloeiden op in de gangetjes en paden als de avond over de wijk viel.
De straat was voor de kinderen en de enkele auto´s die er in die jaren door de wijk reden, waren van de notabelen van het dorp.
Mensen gingen altijd bij elkaar achterom en de meesten hadden de achterdeur nooit op slot.
“Bie oos valt toch niks te haal´n “.
Josje was trots op zijn vader, omdat die bloedrood kon plassen en geelbruin zoals de meeste vaders in de buurt.
Als ie driftig was en zich tekort gedaan voelde schreeuwde hij; ” Mien va kan rood mieg´n en dat kan jullie va nig”,
Later bleek dat zijn vader aan een ernstige nieraandoening leed en daar ook aan overleden is.
Eddy Oude Voshaar