Molshoop
Het gedicht ‘Molshoop’ door Sietse Smit.
Elke zondagmorgen moesten we van onze ouders naar de kerk, weer of geen weer. Wij gingen veel liever naar de kantine van de plaatselijke voetbalclub. Op een zondagmorgen in 1964 namen we mokkend en vol ondeugd plaats in de kerkbank met achter ons knielend het vrome heilige “Rozenkransvrouwtje”.
Het ouderlijk huis moet opgeruimd worden alles moet weg. De boerenbont soepborden, de koekoeksklok, het bestek, pa zijn asbakken en zijn altijd lege portemonnee waar al die jaren lang slechts een zwarte gebarsten knoop in woonde.
Het gedicht ‘Blaff’nde hond’n biett’n nie.’ door Sietse Smit.
Blaff’nde hond’n biett’n nie. Lees verder »
Koosje durfde de hele wereld in de fik te steken. “Maar dan mot mien va de nie bie ween” Hij zat vol streken , en vol vuur,en met hem viel altijd wat te beleven. Hij was het avontuur waar veel mensen van dromen.
Zoveel buren die konijnen, vogels , duiven of en honden hadden . Bij Siemerink hadden ze zelfs een aantal goudfazanten. De konijnen werden gefokt en vetgemest om tijdens de feestdagen geslacht te worden.
Na Aswoensdag ging alle snoepgoed in het vastentrommeltje . tot Pasen mocht je geen snoep en Ma was daar heel kordaat in. Lolly’s, Bazooka kauwgum, nogablokken , pepermunt en ook zoethout.