Pa Als Pa tegen de avond een trek van zijn sigaret nam veranderde onze keuken even in een rode neon gloed. Ma schudde vaak met haar hoofd en zei dan : Äs ie stopt met rook’n dan komt de wa honderd man bie de drumfabriek op stroat te stoan”. Pa rookte bijna elke dag een pakje shag op. Op een morgen zei ma tegen mij: “Joe pa wordt al magerder en het vlees et hee ok nig meer op”. Pa werd steeds geler in zijn gelaat en was elke dag hondsmoe. Van Blanken oose huusarts wilde dat pa 53 jaar oud, een röntgenfoto liet maken van zijn longen.
Hij werd door verwezen naar een longarts, die enkele vlekjes constateerde op pa zijn longen. Wat hij nooit kon en wilde: hij stopte met roken. De chemokuren , die volgden , waren voor hem een hel en als hij dan op zijn stoel in de keuken zat, draaide hij een sigaret, deed hem even in zijn mond en gooide dan de sigaret tegen de muur aan. Zijn toestand verslechterde met de weken. Hij begon steeds meer te lijken op iemand die in een concentratiekamp had gezeten. Op een druilerige zondag kwam pa zijn bed niet meer uit. Mattie huilde en schreeuwde tegen ma : “Loat hem verdomme toch een sigaret rook’n “. Pa werd opgenomen in het ziekenhuis in Losser. Asgrauw lag pa in het mooie witte witte bed in een kamertje achteraf in de kelder van het ziekenhuis. Hij sluimerde regelmatig weg en werd door de pastoor bediend. Om drie uur moest ik op voor mijn rijexamen in het Diekman te Enschede. Ik vroeg aan het hoofd van de afdeling of ik niet beter het examen kon afzeggen. “Nee geen sprake van “, zie de broeder. “je moet het examen doen en dan vertel je je vader hoe het is gegaan”. Ik slaagde en in het ziekenhuis kwam de broeder bij me en zei: je moet het nu direct aan je vader vertellen dat je geslaagd bent. “Pa pa.. heur ie mie..Pa lieve pa… heur ie mie.. ik ben geslaagd veur mien rijexamen. Pa opende zijn prachtige bruine ogen nog een keer en sliep in. De begrafenis was op een donkere stormachtige dag in december. De regen viel met bakken uit de inktzwarte hemel op het kerkhof achter de Maria geboortekerk. In de namiddag gingen we nog een keer terug naar zijn graf, dat inmiddels dichtgegooid was. De krans lag op zijn laatste rustplaats, maar de bloemen waren er afgewaaid. Mattie ging naar de Welkoop en kwam terug met draad, waarmee hij huilend als een klein kind, de bloemen en de krans probeerde vast te maken op het verse graf. Het begon al donker te worden. Hans zei met verstikkende stem: “oos pa ligt hier straks helemaal alleen in het donker”. Ik zei: “we kunnen hem moeilijk meenemen naar de Lutterstroat”. Mattie stortte zich op de bloemen , zijn handen uitgestrekt om het graf. “Wie mot noe noa huus zonder oos Pa”… Eddy Oude Voshaar