Hij had een kapperszaak in het dorp, die blauw van de rook stond, en had het zo druk dat ie niet aan het knippen toe kwam. Toch had hij veel klandizie van mensen die hem graag mochten horen praten. Hij hoorde het nieuws, zag het nieuws, wist het nieuws, maakte het nieuws…
Ja alle nieuwtjes gingen eerst via hem het dorp in en dan werden ze door de Twentsche Courant opgepikt en verder verspreid. Minder leuk was het voor degene die op dat moment in zijn kappersstoel zat. Hij kwam door zijn enthousiasme niet aan het knippen toe. Dan ging ie helemaal op in zijn verhaal en pompte met zijn voet de stoel omhoog en dan weer omlaag. Oh ja wat was het ook al weer gedekt of een beetje opgeschoren. dat waren zijn standaard woorden. De man die op dat moment in zijn moderne op en neer gaande stoel zat vond zijn verhalen minder leuk. Hij kon praten als Brugman die het had geleerd van hem zo leek het wel. Als er een vader met een kind of meer binnenkwam liep ie meteen naar zijn grote bruine ladekast en pakt er een lolly uit , en gaf het aan de kinderen zodat die hem niet konden storen als ie bezig was met het praten. Op een dag kwam Siemerink bij hem om zijn weinige haren te laten bij knippen door hem. Na een dik uur wachten kon ie dan eindelijk plaats nemen in de kappersstoel . Hoe woj het hebben gedekt of opgeschoren? gedekt kost 2 gulden en opscheer’n 1,50 ..Tijdens het natspuiten van de haren van Siemerink zag ie buiten iemand langs zijn kapperszaak lopen. “Doar get e net he , wat een toeval wie hebt het net over hem” zei die al water spuitend op het kaal wordende hoofd van Siemerink. “Doa get a net hen? doar get e net langs? “Ie hebt het ja over iedereen en iedereen get hier wa een keer doar de stroat hen” zei Siemerink die werkte als stratenmaker bij de gemeente . Hoal is op te spuit’n met dat koale water op mien kop, Douchen kank ik mien eigen huus wa”. De kapper raakte van slag van zoveel tegenstand. Hoeveel stroat tegels heb ie wa nie legt in Losser, vroeg de kapper aan hem. “Hoevuul ? bijna alle klinkers in Losser hek wa in mien handen had zei hij chagrijnig . ” Maar as ik zoveel lul’n as joe, dan kwam ik nie verder as drie of vier tegels” in die twintig joar dak bie de gemeente werk.
Eddy Oude Voshaar