Voorbij het Smokkelpad is een fictief verhaal dat zich afspeelt in de gemeente Losser. Het verschijnt iedere week in delen. Lees exclusief op Hallo Losser het achtste deel van de serie.
§ heeft u de vorige delen niet gelezen, lees dan [ deel 1 ] [ deel 2 ] [ deel 3 ] [ deel 4 ] [ deel 5 ] [ deel 6 ] en [ deel 7 ]
“Anna!?” schreeuwde ik toen ik de straten door snelde. De omgeving zoefde als strepen langs mij heen. Eindelijk had ik het raadsel opgelost. De aanwijzingen hadden mij naar één plaats geleid, waarschijnlijk de bergplaats van hetgeen waarnaar ik op zoek was. Nu restte mij nog twee dingen. Anna vinden en op naar Losser om een eind te maken aan deze zoektocht. Ik rende de berg af richting de mistige velden. De nevel was nog steeds niet opgetrokken. Even flitste het beeld van de vreemde schim door mijn hoofd. Het paard, de man in het wit, het luide gehinnik. “Anna?”, riep ik nogmaals. In plaats dat ik haar wou vinden hoopte ik eigenlijk dat zij mij zou vinden. Ik had niet veel zin om weer alleen door de mist te gaan. Er dook een schaduw op. Ik deinsde achteruit. Opeens voelde ik een hand op mijn schouder. Ik schreeuwde en draaide mij om. Achter mij stond Anna, haar haar plakte aan haar hoofd als natte slierten vlas. Haar ogen stonden groot en kleurden donker. “Stil”, riep ze zacht. “Zeg geen woord”. Ze keek naar de schim in de verte. “Bernken von Galen, du döst mich toch niks?”, riep ze. Ik keek haar verbaasd aan. De schaduw verdween in de verte. “Wat heeft dit te betekenen”, vroeg ik. Ze kuchte. “De geest van Bommen Berend. Hij waant hier rond. Volgens de boeren doolt hier een spook op een witte schimmel. Men denkt dat het de geest van Bernard von Galen is. Hij zou iedereen op zijn pad meenemen de dood in. De enige manier om hem af te weren is Bernken von Galen, du döst mich toch niks te zeggen.” Ik knipperde met mijn ogen. Was het dan toch een of ander duister iets waar ze achteraan zaten? Was die inscriptie met de 666 toch iets wat met de duivel te maken had? Ik voelde mijn hart sneller kloppen. Wilde ik wel weten wat er aan het einde van de zoektocht lag, voorbij het smokkelpad?
Ik keek Anna aan en ademde diep in. “Ik denk dat ik weet waar we heen moeten. Het gedicht onthuld de bestemming.” Anna keek hoopvol. “De eerste letters van het gedicht vormen een woord, die ondersteboven moet worden gelezen.” Ik ademde diep in. “Er staat MARTINUS” Ik grabbelde in mijn zak en haalde het briefje eruit, ontvouwde het en gaf het aan Anna. Ze las het zonder iets te zeggen. Aan haar ogen kon ik zien dat ze begreep wat ik bedoelde. “En de tekst”, riep ze. “Het verwijst letterlijk naar…” Ik knikte. “Juist, de Oude Toren, de Martinustoren. U volgt het pad van vuur, in het heidens dorp. September 1665.” Anna huiverde. “Het verwijst naar de brand gesticht door een spion van Bernard von Galen.” Ik knikte wederom. “Juist, en de Oude Toren is een van de gebouwen die gespaard is gebleven.” Mijn hart maakte een sprongetje. “Toch ontgaat mij zijn vlam en rook”, zei Anna zacht. “Dat is het, dat is het” Ik grabbelde weer in mijn zak en haalde de twee zakhorloges eruit. Anna’s ogen gloeiden. “En nu komen we bij het volgende stuk van het gedicht. Al wat brand is heilig, maar in het hart verblijf ik veilig. Een van de horloges heb ik gevonden in een hart. Dat was het allereerste pakketje dat ik vond bij de Drielandsteen. Het horloge bevat daarom zeker een andere belangrijke aanwijzing. Maar ik weet niet wat het is.” Anna griste een van de horloges uit mijn hand en wreef erover alsof het haar dierbaar was. Toen greep ze het andere horloge en bestuurde de twee. Ik keek haar doordringend aan. “Wacht eens even”, zei ze. “De stempel op de twee horloges lijkt anders. De ene zegt |666|F, maar de andere leest iets anders.” Ze duwde me het horloge voor mijn neus. “Zie je de ruimte tussen de verticale streep en de “F”. En zie je dat daartussen, heel klein, nog iets staat. Twee letters?” Ik kneep mijn ogen tot spleetjes. Tot mijn grote verbazing zag ik dat er twee hele kleine letters “e” tussen de streep en de F stonden. |666|eeF. “Je hebt gelijk”, riep ik ontzet. “Maar wat betekend het.” Anna trok een brede grimas. “Wat nou als de laatste zes nu geen zes is maar een “K”. Je kunt het verschil bijna niet zien tussen de zes en de “k”. Wat staat er dan?” Ik keek haar verbaasd aan. “|66Kleef. Dat heeft geen betekenis.” Anna schudde haar hoofd. “Nee? Weet je dat zeker.” Ze glimlachte. “Wel, laat me je een beetje geschiedenis bijbrengen. Op 18 april 1666 werd Bernard von Galen gedwongen om vrede te sluiten met Nederland. Dit werd de “Vrede van Kleef” genoemd. De inscriptie onthuld zowel het jaartal 1666, en Kleef. Het kan niets anders zijn dan dit” Anna ademde uit en bekeek de zakhorloges nogmaals. “Maar wat hebben we eraan”, vroeg ik. “Wat heeft de Vrede van Kleef te maken met de Martinustoren.” Anna bleef stil. “Geen idee, maar het kan niet anders dan dat deze hele zoektocht iets te maken heeft met Bernard von Galen, Bommen Berend.” Ik knikte. Von Galen kwam voor op de Drielandsteen, het gedicht en nu verwees het horloge ook naar hem. En het was geen toeval dat ze ook zijn geest hebben gezien. Ik slikte. Eigenlijk draaide het een beetje teveel om hem. “Wat doen we nu”, zei ik zacht. Anna keek mij aan. “Naar de toren, wat denk jij. Wie weet vinden we daar de volgende aanwijzing. We kunnen hier moeilijk blijven staan.” Ik knikte en keek om mij heen. De mist leek nog dikker dan voorheen. Alles was in ieder geval beter dan hier blijven, waar het spookte. “Laten we gaan dan”, zei ik en zette de eerste stappen in de mist. Anna greep mijn hand en glimlachte. “We moeten elkaar in ieder geval niet weer kwijtraken.” Ik bloosde. Hand in hand liepen we door de donkere mist, slechts enkele meters verwijderd van de witte gestalte met zijn priemende ogen. Hij trok aan de teugels en zijn paard begon te galopperend. Zachtjes, bijna zonder geluid, volgde hij de twee door de nevel naar de Oude Toren in Losser, waar hij herenigd zou worden met alles wat hij al die jaren had moeten missen.
Wordt vervolgd…