Voorbij het Smokkelpad | Deel 7

Voorbij het Smokkelpad | Deel 7

Voorbij het Smokkelpad is een fictief verhaal dat zich afspeelt in de gemeente Losser. Het verschijnt iedere week in delen. Lees exclusief op Hallo Losser het zevende deel van de serie.

§ heeft u de vorige delen niet gelezen, lees dan [ deel 1 ]  [ deel 2 ]  [ deel 3 ]  [ deel 4 ]  [ deel 5 ] en [ deel 6 ]

Het graafschap Bad Bentheim lag niet eens zo heel ver weg van Losser. Het was gelegen op een kleine heuvel, die werd gemarkeerd door een kasteel. Het kasteel Burg Bentheim, werd rond 1020 gebouwd en meerdere keren uitgebreid. Ik was er slechts een keer geweest en had de Burcht louter van buiten aanschouwd. Het was prachtig in al zijn elegantie en eenvoudigheid. Maar vandaag lag het kasteel in een sluier van mist. De weilanden dampten en geurden naar natte humus. De wolken vingen het kasteel en de omliggende gebouwen. Gaf het een spookachtige indruk. Ik keek Anna aan. Gedurende de reis had ze niets gezegd, wellicht omdat ik haar opa’s zakhorloge had weggegooid. Maar haar zwijgen kon ook angst betekenen. Ik las het op haar gezicht. “Waar gaan we heen”, vroeg ik aarzelend. Anna ademde diep in. “De Hergott” fluisterde ze alsof ze het zwevende kasteel niet wou ontwaken. Ik knikte. Herrgott van Bentheim werd omstreeks 1828 op de binnenplaats van het kasteel gezet. Het was een stenen crucifix uit de elfde eeuw, gemaakt van Bentheimer Zandsteen. Hetzelfde gesteente als waar het kasteel grotendeels uit bestaat. Op het stenen kruis staat Jezus afgebeeld. Echter, de manier waarop hij stond afgebeeld was ietwat vreemd. Zijn armen waren gebogen, geknikt. Dit kon niet als je gekruisigd bent. Daarom lijkt het alsof het beeld voor het kruis staat, in plaats van het feit dat Hij gekruisigd is. De crucifix had mij altijd gefascineerd. “Kom je nog”’, hoorde ik een stem zeggen. Anna had het veld voor de heuvel al voor de helft overgestoken en wuifde met haar armen. “Ik wil zo snel mogelijk weg hier.” Ik knikte en deed wat mij opgedragen werd. Anna liep zigzaggend, steeds omkijkend, alsof ze opgejaagd werd. Vreemd gedrag. “De mist is dikker hier”, riep ze. “Blijf dicht bij me.” Ik knikte en staarde naar de grond. Er waren dikke keien te vinden in het gras. Erover struikelen kon zomaar een gebroken been betekenen. Voorzichtigheid was dus geboden. Ik keek op en tuurde door de mist om een spoor van Anna te vinden. Ze was verdwenen.

 

Ik keek schichtig  en angstig om mij heen. “Anna?”, riep ik onzeker. Geen geluid. Een koude vlaag wind doorkruiste de mist. Ik rilde. “Anna”’, riep ik, ditmaal luider. Er flitste een schim voorbij. Ik snelde naar voren. “Anna, geen grappen maken nu.” De schim werd groter en kwam op mij af. Abrupt stond ik stil. De schaduw was groter dan dat Anna kon zijn. Er was iemand anders hier. Ik zette enkele passen achteruit. De kou omringde mij. Opeens brak de mist in tweeën en een enorme gestalte verscheen. Het was een man op een witte schimmel, gehuld in een vaag wit gewaad.  Zijn ogen leken te gloeien. Mijn adem stokte. Even leek het alsof alles om mij heen verdween. Het paard hinnikte luid, schreeuwde haast. Oorverdovend. Het geluid priemde door de witte ruimte. Ik hoorde zijn hoeven klikken. Hij rende op mij af en steigerde, net enkele meters van mij verwijderd.  Mijn hart sloeg over. Het gegil weerklonk van alle kanten. Ik wilde wegrennen, maar was gevangen in een net van mist. Plotseling klonk er een stem vanuit de verte “Bernken von Galen, du döst mich toch niks?” Ik keek om mij heen. Niemand te bekennen. Het paard kwam tot rust en keerde zich om. Vervolgens maakte hij en de man een buiging. Maar ik bleef niet om te kijken. Zonder richting te kennen stoof ik door de mist. Voelde de beklimming van een heuvel in mijn knieën. Ik ontweek obstakels: muren, bomen, struiken. Ik rende en rende, als een ongeleid projectiel. De mist wikkelde zich nog meer om mij heen. Mijn beweging werd zwakker. Lood vulde mijn schoenen. Maar plotseling verdween de mist.  In een flits dook er een gestalte voor mij op. Een man met gespreide armen ving mij. Ik herkende onmiddellijk het gebeitelde figuur. Het was de Herrgott.

 

Nog nooit was ik zo blij met een stenen beeld. Maar mijn blijdschap verging snel toen ik de gestalte voor de voeten van de Hergott van Bentheim in het visier kreeg. Het was een man, drijfnat en ineengekrompen. Zijn ogen stonden open en staarden in de holle ogen van de Herrgott. Naast hem lagen twee voorwerpen en een stuk doorweekt leer. Mijn ogen werden groot van schrik. Niet vanwege het pakje dat er lag, dezelfde als het pakket dat ik in de Dinkel had gegooid, maar de gestalte zelf. Het was de Duitse man die mij opgejaagd had. De man die de dominee vermoord had. De man van het smokkelpad. Hij lag daar. Levenloos. En verderop, enkele meters van de Herrgott verwijderd lag nog een gestalte. Ook een man, tevens doorweekt en naast hem lag tevens een identiek leren pakje. Het was de tweede man die mij had gevolgd op het smokkelpad. Ze waren er allebei. Ik keek verschrikt rond. Wat was dit in vredesnaam?  Voorzichtig liep ik naar voren en bekeek het pakje van de tweede man. Er zat een ronde steen, een zakhorloge en enkele papieren in. Een van de papieren bevatte dezelfde tekst als het gedicht dat ik bij de grenssteen had gevonden. Echter, ditmaal waren er dingen omcirkeld. Ik pakte het vochtige perkament vast. De eerste letters van het gedicht waren gemarkeerd. Als een mokerslag drong de betekenis ervan tot mij door. De eerste letters, ze vormden een woord. De volgende aanwijzing! Ik greep de twee pakketjes van de mannen en rende weg, zonder ook maar een moment na te denken over het gestalte in de mist, de twee levenloze mannen en de aanwezigheid van het leren pakje. De onthulling was veel sterker dan de angst. En het antwoord lag al die tijd al voor mijn neus. Vol vreugd zweefde ik terug naar Losser, de tekst van het gedichtje neuriënd in een eigen wijs. De eerste letters van de regels omcirkeld in mijn hoofd:

 

Steen van zand!
U volgt het pad van vuur 
Nu branden de lichtjes 
In het heidens dorp 
Toch ontgaat mij zijn vlam en 
Rook

Al wat brand is heilig 
Maar in het hart verblijf ik veilig.

Auteur: Vincent Jongman
Sietse Smit
AUTEUR

Sietse Smit

Mijn naam is Sietse Smit. Ik ben al 52 jaar getrouwd met Lettie. We hebben twee zonen, twee kleinzonen en één kleindochter.
Na mijn werkzame leven in de opsporing besteed ik veel tijd aan het schrijven van toneelstukken en verhalen en fotografie. Ik maak gedichten met een knipoog. Ik doe aan geocaching.

Scroll naar boven
Ga naar de inhoud