Ze runde een café en was een van de eerste vrouwen die pijp rookte in ons dorp. Op het schap voor haar lag naast elk glas bier een pakje shag en tientallen halfvolle asbakken. Ze bezat de gave dat ze kon praten zonder de pijp uit haar mond te nemen. In die dagen was het vanzelfsprekend dat je rookte. “Het is geen man , die niet roken kan”, of “een tevreden roker is geen onruststoker”. Overal werd gerookt en overal stonden asbakken in allerlei soorten en maten je aan te kijken waar je de sigaret in uitdrukte.
Er waren twee of drie rookwarenwinkels in Losser, die goed konden rondkomen met het verkopen van rookartikelen. Een van hen reed zelfs in een Chevrolet die zo breed was dat ie niet op de straat kon rijden , alleen maar op een plein of voetbalveld. Merken als Caballero , Runners, Marlboro, Roxy, Hunter, Drum, Van Nelle, Brandaris of Winner waren de meest gerookte sigaretten of shag. Ook waren er nog enkele ouderen die spuugden nog pruimtabak. In de woningen hing een constante nevel of mist van blauwgrijze rook. Als mijn pa een trek van zijn sigaret nam, verlichte hij de keuken in een prachtige rode gloed.
Toen ik nog een jochie was genoot ik van die rode gloeiende stip die mijn pa in zijn mond had. Pa kon met drie trekken zijn sigaret oproken. En mijn ma hapte de hele dag naar lucht omdat ze astmatisch was. Zij was de enigste in onze grote familei , die niet rookte, alleen meerookte. Een visite of verjaardag betekende dat ze de volgende dag in bed moest doorbrengen en dan regelmatig haar hoofd door het openraam naar buiten stak om frisse lucht te happen.
Mijn oom Bernhard heb ik nooit zonder een sigaar gekend. Soms vroeg ik mij weleens af of hij geboren was met een bolknak in zijn mond. De damp van zijn sigaar trok altijd op zijn ogen die dan ook altijd huilden van de smerige rook. Toen hij overleed kon zijn mond niet dicht. Er was in de loop der jaren en van het vele vele roken een holletje ontstaan in zijn mondhoek. De familie besloot daarom , toen hij opgebaard werd in de aula , hem toch maar een sigaar in zijn mond te doen. Mijn tante zei : Dat hew speciaal doan, omdat de leu zo nieuwsgierig bint, Anders wilt ze allemaal kiek’n wat je in dat holletje in zijn mond kunt zien” Pottenkiekers laot die ma woar anders inkiek’n..
Eddy Oude Voshaar