Gezondheidszorg

Antistollingsmedicatie bij trombose (kennisblog)

Antistollingsmedicatie bij trombose (kennisblog)

In een serie van blogs worden mensen geïnformeerd door Hallo Losser over aandoeningen of ziekten, die zij (deels) zelf kunnen beïnvloeden. Om een gezond Losser te houden, delen wij kennis en tips, dit keer in samenwerking met Ratiocomm uit Losser. Trombosepatiënten kunnen hier o.a. terecht voor bloedprikken en de begeleiding van hun medicatie.

In de eerste 3 blogs leerden we over het begrip trombose, de oorzaken ervan en ook lazen we over aandoeningen die trombose in de hand kunnen werken. Een gezonde leefstijl met goede voeding, veel bewegen en het verminderen van stress, helpen mee om trombose te voorkomen. Maar wat te doen als er al trombose is vastgesteld, of wanneer de kans hierop groot is? 

Antistollingsmedicatie zorgt ervoor dat het bloed minder snel stolt. Hiermee wordt het risico op het ontstaan van een bloedstolsel verminderd. De antistollingsmedicatie die een dokter voorschrijft is afhankelijk van de situatie en het risico op het ontstaan van een bloedstolsel.

In acute situaties zoals bij een herseninfarct wordt via een infuus of door injecties een sterk antistollingsmiddel in de bloedbaan gebracht. Dit is een tijdelijke behandeling waarna vaak een langdurige behandeling met andere antistollingsmedicatie wordt gestart of hervat.

Is het risico op het ontstaan van een bloedstolsel relatief laag dan zal een dokter een bloedplaatjesremmer voorschrijven. Dit zijn minder krachtige antistollingsmedicijnen zoals acetylsalicylzuur (aspirine) en clopidogrel.

Bij een hoger risico op het ontstaan van een bloedstolsel worden krachtiger medicijnen voorgeschreven. De meest bekende en gebruikte medicijnen zijn de VKA’s met de naam acenocoumarol (Sintrom) en fenprocoumon (Marcoumar). Bij het gebruik van deze medicijnen is controle en begeleiding door de trombosedienst belangrijk om binnen de gestelde waarden van antistolling te blijven. Deze waarden worden individueel vastgesteld door de arts op basis van onde ander de reden voor antistolling en bijkomende risicofactoren. Maatwerk dus!

Sinds enkele jaren is er een nieuwe groep medicijnen beschikbaar die DOAC’s heten. Deze medicijnen hebben een andere werking dan de VKA’s. Voor gebruikers is het grote verschil dat controle door de trombosedienst niet meer nodig is. Dat klinkt aantrekkelijk, maar het is goed om te weten wat van beide middelen de voor- en nadelen zijn.

VKA

DOAC

+ Al 50 jaar bewezen effectief

+ Elke dag dezelfde hoeveelheid tabletten

+ Alle bijwerkingen en lange termijn effecten zijn bekend

+ Geen controle door de trombosedienst

+ Controle van de stollingswaarde mogelijk

- Geen controle van de stollingswaarde mogelijk

+ Begeleiding door de trombosdienst verhoogd therapietrouw

- Gebrek aan therapietrouw is een risico op het ontstaan van een bloedstolsel

+ Voor beide middelen is een tegengif beschikbaar in geval van nood / spoedoperatie

- Tegengif beschikbaar voor 1 van de 4 DOAC’s,  namelijk dabigatran

+ Zelfcontrole met een trombosemeter is mogelijk

- Relatief hoge belasting van de nieren

+ Makkelijk bijsturen bij afwijkingen in de stollingswaarde

- Niet mogelijk bij een nier- en/of leveraandoening

- Een doseerschema met wisselende hoeveelheid tabletten

- Niet mogelijk bij een kunstklep in het hart

- Bloedprikken (kan ook met een pijnloze vingerprik)

- Veiligheid bij gebruik door ouderen moet nog worden onderzocht

- Controle door trombosedienst (zelfmeten is alternatief)

- Effecten op de lange termijn nog onvoldoende bekend

- Beïnvloeding door andere medicatie mogelijk

- Onder extra toezicht door de overheid vanwege bijwerkingen

- Beïnvloeding mogelijk door voeding

+ Weining beïnvloeding door medicatie en voeding

Bij voldoende therapietrouw, dus elke dag nauwkeurig de medicijnen innemen, en wanneer een patiënt in aanmerking komt voor DOAC’s is dit een veilige en simpele manier van een antistollingsbehandeling.

De VKA’s zijn bewezen effectief bij begeleiding en controle door de trombosedienst. Voor meten van de stollingswaarde is bloed nodig. Een klein druppeltje is al voldoende. Dat kan bij de trombosedienst op de prikpost, aan huis of door zelf te meten met een eigen trombosemeter. Sinds kort is het ook mogelijk dat de huisarts of de thuiszorg dit uitvoert.

Vensters: 
afbeelding van Astrid Kuhlkamp

Door: Astrid Kuhlkamp

Hallo Losser! Als inwoner van Losser wil ik graag mijn steentje bijdragen aan maatschappelijke doelen en daarom ben ik vrijwilliger bij dit platform. Daarnaast heb ik het adviesbureau FoodMarketing4U voor de professionale foodsector.  Ik ben getrouwd en heb ik twee schoolgaande kinderen.